GESCHIEDENIS

Het ontstaan van de stad

De legendarische vorstin Libuše heeft de plaats bepaald waar de toekomstige stad
zou moeten komen en zij voorspelde dat de faam ervan tot de sterren zou reiken.
Historici situeren echter de eerste bewoners van het huidige Praag in het Neolithicum. De geschiedenis van Praag als stad is nauw verbonden met de Praagse burcht. Die is in het jaar 870 gesticht en is de zetel van de Tsjechische vorsten geworden.

Belangrijke historische tijdperken

De ware bloei van de stad is begonnen in de eerste helft van de 14e eeuw. De Tsjechische koning en Duitse keizer Karel IV heeft van Praag zijn representatief keizerlijk verblijf en de hoofdstad van zijn rijk gemaakt.
De laatste jaren van de 16e eeuw zijn een volgende gewichtige periode geweest in de geschiedenis van Praag. Onder het bewind van de vooraanstaande Tsjechische vorst, Duitse keizer Rudolf II von Habsburg, is Praag een centrum van het politieke, maatschappelijke en culturele leven van Centraal Europa geworden.

Moderne geschiedenis

Net als andere Europese steden groeide Praag in de 19e eeuw snel door de Industriële revolutie. Naar aanleiding van de nationale wedergeboorte werd in 1818 het Nationaal Museum opgericht. In 1834 werd op 21 december voor het eerst het theaterstuk opgevoerd met daarin het lied Kde domov můj, wat nu het Tsjechische volkslied is. Door een sterke trek vanuit de Tsjechischtalige omgeving verloor Praag rond het jaar 1855 zijn sinds de middeleeuwen bestaande Duitstalige meerderheid. Economisch en cultureel gezien maakte Praag in de tweede helft van de 19e eeuw een stormachtige ontwikkeling door. De oprichting van het Nationaal Theater inspireerde vele componisten. De opera’s van Bedřich Smetana en Antonín Dvořák werden in deze tijd geschreven. De opdeling van de Karelsuniversiteit in een Duitstalige en een Tsjechischtalige universiteit aan het einde van de 19e eeuw kenmerkt de conflicten tussen de bevolkingsgroepen in die tijd.

Op 28 oktober 1918 werd de zelfstandigheid van Tsjecho-Slowakije uitgeroepen, met Praag als hoofdstad. Enkele jaren later, in 1922, werd Groot Praag gecreëerd, toen de stad werd samengevoegd met een groot aantal van haar buitenwijken en voorsteden. Enkele van de grootste steden die werden toegevoegd zijn Smíchov, Břevnov en Vinohrady, nu allen wijken van Praag.

Op 15 maart 1939 vielen Duitse troepen Tsjecho-Slowakije binnen. Praag werd de hoofdstad van het Protectoraat Bohemen en Moravië. Emil Hacha, die al president van Tsjecho-Slowakije was, bleef tot 1945 president van het protectoraat onder Duits toezicht. Tot dat jaar bleef Praag bezet door de Duitsers. In de Tweede Wereldoorlog werd de stad nauwelijks vernietigd, doordat ze lange tijd buiten het bereik van de geallieerde luchtmacht viel. In tegenstelling tot Pilsen bezat Praag ook geen belangrijke oorlogsindustrie.

Op 5 mei 1945 werden de inwoners van Praag via de radio tot opstand opgeroepen. Op diezelfde dag was het leger van de Amerikaanse generaal Patton aangekomen in Pilsen (slechts enkele uren verwijderd van Praag), terwijl het Sovjetleger van maarschalk Konev bij de grens van Moravië was. Generaal Patton was een voorstander van het bevrijden van Praag, maar de instructies van generaal Eisenhower waren anders. Eisenhower had gevraagd aan de Sovjetleiding om hem toestemming te geven op te rukken naar Praag, maar hem werd gezegd dat Amerikaanse hulp niet nodig was. Op de Conferentie van Jalta was afgesproken dat het Rode Leger Bohemen zou bevrijden, dus zo geschiedde. Op 9 mei 1945 werd Praag uiteindelijk bereikt door het Sovjetleger. Tijdens de Duitse bezetting vonden 270.000 inwoners van Tsjecho-Slowakije de dood, waarvan 77.297 joden. Op een synagoge in Praag is een inscriptie van de namen van de joden die in Tsjecho-Slowakije de dood vonden.

Na de oorlog werd de Duitse bevolking van Praag verdreven, voor zover zij nog niet waren gevlucht. Praag was nu weer de hoofdstad van Tsjecho-Slowakije geworden. Met de staatsgreep van 25 februari 1948 greep de Communistische Partij van Tsjecho-Slowakije de politieke macht. Er volgde een tijd van onderdrukking, die pas in de jaren 60 enigszins gematigd werd. 1968 was het jaar van de Praagse Lente, maar in augustus van dat jaar werd deze vreedzame matigingspoging hard neergeslagen door de Sovjet-Unie, Polen, Hongarije en Bulgarije, vier partners uit het Warschaupact. Het bekendste protest tegen de Sovjetbezetting is de symbolische zelfverbranding van Jan Palach op 16 januari 1969.

In 1989, nadat de Berlijnse Muur was gevallen en de Fluwelen Revolutie had plaatsgevonden, werd Tsjecho-Slowakije in 1989 bevrijd van communistische invloeden. Praag profiteerde enorm van de nieuwe situatie, wat een sterke economische groei tot gevolg had.

In 1993, na de splitsing van Tsjecho-Slowakije in Tsjechië en Slowakije, werd Praag de hoofdstad van de Tsjechische Republiek. Daarnaast werd de stad hoofdstad van twee administratieve regio’s.

De naam van de stad

Praag, in het Tsjechisch Praha, doet aan het woord práh (= dorpel) denken. De naam van de burcht en later die van de hele stad is volgens de eerste Tsjechische geschiedschrijvers dan ook afgeleid van de dorpels in de rivier Moldau. Het water stortte zich over deze dorpels met lawaai. Er bestaan wel nog andere theorieën over de oorsprong van de benaming van de stad.

GESCHIEDENIS

Back to top button